Welke bouworganisatievormen zijn er?

Hoofdvormen
Binnen de juridische mogelijkheden zijn momenteel de volgende vier bouworganisatievormen als hoofvorm gangbaar:

  1. Traditioneel

De opdrachtgever vertaalt zijn vraag, vaak met ondersteuning van architecten/adviseurs, naar bestek en tekeningen. Deze worden vervolgens aanbesteed. De bouwer die de beste BPKV (Beste Prijs-Kwaliteit Verhouding) of BVP (Best Value Procurement)-aanbieding doet of de laagste prijs indient, mag het werk uitvoeren.

  1. Teamvarianten

De opdrachtgever vertaalt zijn vraag, vaak met ondersteuning van adviseurs, naar een ruimtelijk ontwerp. Bij de vertaling van een ruimtelijk naar een technisch ontwerp wordt het team bijgestaan door een bouwbedrijf dat specifieke uitvoeringskennis in het proces inbrengt (als adviseur). Daarmee kunnen al eerder kansen worden benut.

  1. Geïntegreerde bouworganisatievormen

De opdrachtgever formuleert eisen (eventueel een voorontwerp of een schetsontwerp). Marktpartijen bieden een concept aan (ontwerp, uitvoering en eventueel onderhoud en/of garantie) voor een richtprijs. Ontwerprisico’s liggen bij de aanbieder, exploitatierisico’s bij de klant en/of aanbieder. Bij deze vorm is ook een combinatie met onderhoud mogelijk. De Aanpak Duurzaam GWW helpt hierbij om de focus aan te brengen en de context en scope van het project te bepalen.

  1. Strategische samenwerking.

De opdrachtgever en bouwpartners starten vaak samenwerking in zeer complexe projecten gebaseerd op gezamenlijke of wederzijds goed gedefinieerde belangen. In vroege projectfasen is er zeker bij complexe projecten vaak nog geen sprake van exact gedefinieerde projectoutput (uitgedrukt in geld, tijd, kwaliteit). De Aanpak Duurzaam GWW helpt om die belangen voor korte en lange termijn in beeld te brengen om zo de samenwerking, de ambities en elkaars inbreng te bepalen.

In onderstaand schema is duidelijk gemaakt hoe de hoofdvormen doorwerken in de processtappen. De verantwoordelijkheden van de marktpartijen nemen toe naarmate men meer wordt betrokken.


Verdeling verantwoordelijkheden per hoofdvorm

Binnen de hoofdvormen zijn diverse varianten mogelijk. Na de keuze voor een hoofdvorm wordt bezien welke sub-vorm het meest geschikt is voor het project en de opdrachtgever. Dit aan de hand van de voor- en nadelen, de kansen en de risico’s.

Belangrijk is om de keuzes voor de definitieve contract- en bouworganisatievorm zo lang mogelijk open te houden. Men kan hiervoor in het proces ruimte inbouwen door vanaf het begin gestructureerd de vraaganalyse en de eisen- en ontwerpslag uit te voeren volgens het proces van Functioneel Specificeren. Wanneer er vroegtijdig wordt gekozen voor een traditionele contractvorm is het lastiger ‘terug te schakelen’ naar een geïntegreerde contractvorm.

Mogelijke sub-vormen
Binnen de hoofdvormen zijn talloze sub-vormen ontwikkeld. Daarbinnen verschilt de invulling van taken, rollen en verantwoordelijkheden, de mate van detaillering enzovoort.
De belangrijkste sub-vormen worden hier op een rijtje gezet.

1. Traditioneel bestek en tekeningen

  • RAW: De opdrachtgever schrijft het ontwerp voor en laat de uitvoeringsmethoden over aan de aannemer.
    • RAW: De opdrachtgever schrijft voor wat er dient te worden gerealiseerd en de aannemer krijgt de (gedeeltelijke) vrijheid om de werkmethoden te kiezen.
    • RAW Raamovereenkomst: De opdrachtgever schrijft voor wat er dient te worden gerealiseerd en de aannemer krijgt de (gedeeltelijke) vrijheid om de werkmethoden te kiezen en dient de diverse sub-projecten uit te werken.
  • Hybride: De opdrachtgever draagt in een ‘hybride’ contract specifieke beperkte verantwoordelijkheden ten aanzien van details en uitvoering over aan de aannemer. Daarbij wordt wel het ontwerp voorgeschreven maar wordt de aannemer expliciet de kans geboden bepaalde optimalisaties door te voeren. Dit wordt tegenwoordig toegepast bij projecten waar men een alternatief mogelijk wil maken voor niet alleen een materiaal maar ook voor een geheel object of samenstel van objecten. Vaak wordt dit toegepast bij projecten waarbij de opdrachtgever wel een uitgewerkt ontwerp maakt, maar waarbij de aannemer de ruimte krijgt voor verregaande optimalisaties met het oog op levensduurverlenging en duurzaamheid. De aannemer krijgt naast de ruimte ook de daarbij behorende verantwoordelijkheid.
  • Management contracting (met beperkte aansprakelijkheid): Er wordt in een vroeg stadium een bouwmanager aangesteld voor het geven van ontwerpadvies en leidinggeven aan de uitvoering.
  • Construction management: een variant op management contracting. Hierbij doet de aannemer voornamelijk de uitvoering.
  • Regiewerk: De opdrachtgever schrijft zowel het ontwerp als de uitvoering voor. De bouwer wordt ingeschakeld op urenbasis.

2. Team

  • Bouwteam: De opdrachtgever vertaalt zijn vraag - vaak met ondersteuning van adviseurs - naar een Voorlopig Ontwerp (VO), een Definitief Ontwerp (DO) of naar bestek en tekeningen. De geselecteerde bouwer neemt deel in het team en adviseert over uitvoeringszaken en kosten. Het contract met de bouwer voor de uitvoering van het project wordt vaak gesloten in de fase van bestek & tekeningen of van ver uitgewerkt Definitief Ontwerp (DO+).
  • Performance Related Partnering (multi project): De opdrachtgever stelt de vraagspecificatie, het conceptueel ontwerp, de prestatiebeschrijving en het maximale budget vast. De aannemer schrijft in op een gegarandeerde maximumprijs, met een beloning op beter presteren.

3. Geïntegreerde samenwerkings- en contractvormen (GC)

  • Turn-Key: Bij Turn-Key bouwprojecten is de opdrachtgever meestal alleen betrokken bij het opstellen van het Programma van Eisen. Het PvE wordt vervolgens overgedragen aan één opdrachtnemer die de verantwoordelijkheid krijgt voor het gehele resultaat en zorgt dat alles conform de wensen van de opdrachtgever wordt opgeleverd.
  • D&C (Design&Construct): Na een initiatiefontwerp, schetsontwerp of voorlopig ontwerp draagt de opdrachtgever de ontwerptaak over aan een aannemer. De aannemer krijgt de verantwoordelijkheid voor het verder uitwerken van het ontwerp, voor het maken van het uitvoeringontwerp (UO) met de benodigde werkomschrijvingen en voor het realiseren van het project.
  • D&C&M(&O) (Design&Construct&Maintenance(&Operate): De aannemer krijgt een groot deel van de verantwoordelijkheid voor ontwerp, bouw en onderhoud en desgewenst ook voor gebruik. De aannemer krijgt dan ook de benodigde mogelijkheden om in het onderhoudsregime te kunnen zorgen voor de gewenste levensduur van het project.
  • E&C (Engineering&Construct): Een deel van de ontwerptaak wordt overgedragen aan de aannemer, vaak op basis van het definitief ontwerp (DO). De aannemer krijgt de verantwoordelijkheid voor het dimensioneren en vervolgens realiseren van het project. Het ruimtelijk ontwerp blijft daar vaak de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever.
  • General contracting: De aannemer organiseert het totale bouwproces.
  • Brochureplan: Uitgangspunt is catalogusbouw. De opdrachtgever ziet al wat hij krijgt.

4. Strategische partnering/alliantie

  • PPS (Publiek Private Samenwerking): Dit is een begrip dat niet eenduidig gedefinieerd is. Er zijn vele processen die als PPS worden beschreven. Kenmerkend is dat overheid en marktpartijen beide een deel van de middelen inbrengen (geld, grond, enzovoort).
  • Projectalliantie: In deze samenwerkingsvorm vormen opdrachtgever en opdrachtnemer een gezamenlijk team. Zij dragen samen (een deel van) de risico’s en profiteren samen van gerealiseerde besparingen. Er zijn daarmee sterke gezamenlijke doelen en incentives in de samenwerking.
  • Joint venture: In dit model vormt bijvoorbeeld een gezamenlijke grondexploitatie de kern van de samenwerking. De deelnemers in de joint venture brengen de gronden in een gezamenlijke entiteit in. Deze entiteit, bijvoorbeeld een onderneming, maakt de gronden bouw- en woonrijp en geeft ze, indien dat is gewenst, uit. De regisserende rol van de gemeente wordt in dit model gedeeld met de corporatie. Haar publiekrechtelijke bevoegdheden behoudt zij evenwel.

Uiteraard zijn ook andere indelingen mogelijk. In het bovenstaande overzicht is vooral ingegaan op de modeltypische voor- en nadelen van de bouwprocesvormen. Er zijn in de praktijk vele varianten bekend die elk weer op onderdelen specifieke voor- of nadelen hebben. Door de ontwikkelingen in de afgelopen tijd zie je ook andere mengvormen ontstaan en is men zoekende naar een ideale samenwerkingsvorm. Bij het “vermengen” van bovengenoemde vormen dient men dus veel aandacht te besteden aan met name de juridische consequenties van deze vermengingen.

< Bekijk alle veelgestelde vragen